Kleinschalig wonen voor mensen met dementie

Het verschil tussen kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie en afdelingen voor mensen met dementie in verpleeghuizen is beperkt. Dat was in 2011 de opvallende conclusie van een onderzoek naar het effect van kleinschalige wooncomplexen.

Overheidsbeleid

Aanleiding voor dit onderzoek was de keuze van de landelijke overheid om sterk in te zetten op kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie. Dit streven werd ook financieel ondersteund. De gedachte heerste dat deze kleinschalige wooncomplexen beter aansluiten bij de zorgbehoeften van bewoners.

Doel van het onderzoek dat in 2006 van start ging, was het vinden van het antwoord op de vraag wat het effect is van kleinschalige woonvormen op bewoners, hun naasten en medewerkers. Het onderzoek werd gefinancierd door vijf zorgorganisaties van de AWO-L, de Provincie Limburg en de Universiteit Maastricht.

Vragenlijsten

Aan het onderzoek namen 28 kleinschalige woonvormen en 21 traditionele afdelingen van verpleeghuizen van zeven AWO-L organisaties deel. De in totaal 259 bewoners van beide woonvormen bevonden zich in ongeveer dezelfde fase van dementie. Het onderzoek begon met een nulmeting op basis van vragenlijsten die werden afgenomen onder 209 naasten van bewoners en 305 verzorgenden. Daarin ging het om de kwaliteit van leven en het functioneren van de bewoner. Daarnaast werd ingegaan op de belasting die mantelzorgers ervaren, hun betrokkenheid en tevredenheid en de arbeidstevredenheid en motivatie van verzorgenden. Verder werden vragen gesteld over zaken als medicatiegebruik en het inzetten van vrijheidsbeperkende middelen. Na zes maanden en na een jaar werden de vragenlijsten opnieuw afgenomen.

Conclusie

De belangrijkste conclusie was dat de kleinschalige woonvormen in effectiviteit weinig verschilden van de traditionele afdelingen van verpleeghuizen. Zo werd wat de kwaliteit van leven betreft geen verschil gemeten. Ook werden geen verschillen gevonden wat betreft de medewerkerstevredenheid en de betrokkenheid van naasten bij de zorg.

Wel scoorden de kleinschalige woonvormen op sommige punten in beperkte mate beter dan de traditionele afdelingen, zoals:

  • Er worden minder vrijheidsbeperkende middelen gebruikt.
  • Familie is positief over de huiselijkheid.
  • Medewerkers zijn positief over het feit dat ze meer eigen regie hebben.

Dat de verschillen verder beperkt zijn, komt mogelijk doordat traditionele verpleeghuizen steeds meer kenmerken van kleinschalige woonvormen hebben overgenomen, zoals het leven in woongroepen en samen koken. Andersom wordt in kleinschalige woonvormen vaak nog gewerkt volgens de principes van grote verpleeghuizen en ook dat kan een verklaring zijn voor de beperkte verschillen. Tot slot heeft de manier van meten met vragenlijsten, die een samenvatting geven van het gedrag over een bepaalde periode, mogelijk in de hand gewerkt dat de verschillen beperkt zijn.

Vervolgonderzoek

De uitkomsten vormden aanleiding voor een onderzoek naar een toen nog relatief nieuw type woonvorm: 24-uurs zorg voor mensen met dementie in een zorgboerderij in vergelijking met andere woonvormen.

meer weten?

Neem contact op via
ouderenzorg at maastrichtuniversity dot nl

Bram de Boer
Senior onderzoeker & wetenschappelijke linking pin De Zorggroep

Hilde Verbeek
Vice-voorziter AWO-L & Hoogleraar Zorgomgeving voor kwetsbare ouderen




thema's

thema's


  • Logo Meander Groep
  • Logo Sevagram
  • Logo Envida
  • Logo Zuyderland
  • Logo Cicero
  • Logo Vivantes
  • Logo De Zorggroep
  • Logo Land van Horne
  • Logo Proteion
  • Logo Zuyd Hogeschool
  • Logo Gilde Zorgcollege
  • Logo Vista College
  • Logo Maastrict University

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie vindt u op onze Privacy statement pagina. OK